POEZIE
Stilistiek
Zoals een schilder kan kiezen wat voor soort verf hij gaat gebruiken, welke ondergrond, welk
formaat, welke kwast(en), zo kan ook een dichter een keuze maken uit "materialen". We zien maar
even af van de soorten papier waarop geschreven of getypt wordt, met een potlood, ballpoint,
vulpen, een schrijfmachine of een tekstverwerker. (hoewel dat voor sommigen van uitermate groot
belang is, maar dat is meer een eigenaardigheid van de betreffende dichter) In z'n algemeenheid
kan een dichter gebruik maken van de volgende "materialen" :
- Vorm
- Rijm
- Metrum
- Beeldspraak
- Stijlfiguren
Deze vijf elementen kunnen ieder op hun eigen manier een bijdrage leveren aan de zeggingskracht
van een gedicht. Maar bedenk wel, dat geen van de genoemde elementen een noodzakelijke
voorwaarde is voor een gedicht.
Het enige criterium
op grond waarvan poëzie zich onderscheidt van andere teksten is de
typografie (d.w.z. de manier waarop de letters over het blad zijn verdeeld, de bladspiegel)
Een schilder zal zijn keuze van het materiaal (doek, verf, kwasten) vooral laten afhangen van
dat wat hij met zijn schilderij tot uitdrukking wil brengen. Een fel protest tegen
maatschappelijk misstanden komt beter tot uitdrukking met felle kleuren dan wanneer je daar
waterverfachtige kleuren voor gebruikt.

Goya : El Dos de Mayo de 1808 en Madrid: la lucha con los mamelucos(1814)
Felle kleuren
Een dichter doet dat op eenzelfde manier. Ook hij/zij zal een keuze maken uit de materialen die
hem/haar ter beschikking staan. Uiteindelijk altijd met het doel een gedicht te schrijven dat én
de bedoeling van de auteur duidelijk maakt én is geschreven in een taalvorm die direct als poëzie
te herkennen is.
VORM
- Sonnet
- 14-regelig gedicht, dat er in zijn klassieke vorm als volgt uit ziet:
a
kwatrijn b
b
a
octaaf
a
b
kwatrijn a
b
chute / volta / wending
c
terzet d
c
sextet
d
terzet c
d
Opmerkingen : Het rijmschema wordt niet altijd aangehouden.
De wending is een inhoudelijke overgang van:
algemeen naar bijzonder
bijzonder naar algemeen
beeld naar toepassing
uitleg naar conclusie
enz.
De wending ligt soms na het eerste terzet.
Het Shakespeareaanse sonnet kent 12 + 2 regels
met de wending na de twaalfde regel
- Limmmerick:
- Versvorm, bestaande uit twee regels met drie beklemtoonde lettergrepen, twee regels met twee
beklemtoonde lettergrepen, en opnieuw één regel met drie beklemtoonde lettergrepen; het
rijmschema is: a a b b a
In de eerste regel moet een plaatsnaam voorkomen en in de laatste een (liefst verrassende /
komische) wending.
- Haiku:
- Van oorsprong Japanse dichtvorm, bestaande uit zeventien lettergrepen, onderverdeeld in
drie regels van resp. vijf, zeven en weer vijf lettergrepen (in het Japans weergegeven door
karakters, welke staan voor lettergrepen en niet, zoals in het Chinees, voor woorden /
begrippen)
Inhoudelijk dient er een natuurobservatie te worden gemaakt, die aanleiding is voor een
bespiegelende opmerking of levenswijsheid.
- Acrostichon:
- De beginletter van deze versvorm vormen samen een woord of een naam. Meestal is het de
naam van degene voor wie het gedicht gemaakt is (het Wilhelmus; Willem van Nassov), soms die
van de maker.
- Ready made:
- Is een reeds bestaande tekst, die buiten het verband waarin ze bedoeld was, geïsoleerd
gepresenteerd, een "diepere" betekenis krijgt.
Dordrecht, 25 november1963
l.s.
wegens de gebeurtenissen in amerika
gaat de ouderavond vandaag niet door
de avond wordt nu gehouden
op maandag 9 december (over veertien dagen)
ook weer in de meerpaal
om acht uur
de oudercommissie
BUDDINGH', Cees
gedichten 1938|1970
VI 1963-1965
Amsterdam: de Bezige bij, 1971
Er zijn nog vele andere versvormen in omloop, die of uiterlijke kenmerken hebben of aan
inhoudelijke criteria moeten voldoen. Ze zullen hier niet behandeld worden, maar om er een
aantal te noemen: knittelverzen, knuppelverzen, ballade, rondeel, schaeckberd, Schüttelreime.
Wil je daar meer over weten, raadpleeg dan:
BUDDINGH', C.
Lexicon der poëzie
Amsterdam, 1977 2
RIJM
Rijm is gelijkheid van klank in beklemtoonde lettergrepen (mits ze niet al te ver van elkaar
staan (bij het horen en het lezen))
- Naar gelang van de plaats van het rijm in het woord.
- Naar gelang van de plaats van de rijmende woorden in de versregel.
- Naar gelang van de plaats van de eindrijmen in een strofe
- Naar gelang van de plaats van het rijm in het woord.
- Beginrijm, Alliteratie, Stafrijm of Germaans rijm
- beginmedeklinkers (ev. + klinkers) of beginklinkers zijn gelijk
- Halfrijm, Klinkerrijm of Assonantie
- klinkers zijn gelijk, medeklinkers ervoor en erna zijn verschillend
- Volrijm
- klinkers en wat er op volgt, zijn gelijk
- Rijk Rijm (gelijk rijm, rime riche)
- beginmedeklinkers, klinkers en wat er op volgt, zijn gelijk
| beginrijm | halfrijm | volrijm | rijk rijm |
manlijk | dief - doof | dief - liep | dief - lief | dief - dief |
vrouwelijk | allen - anders | allen - banden | allen - ballen | allen - allen |
glijdend | kinderen - klauteren | kinderen - willende | kinderen - hinderen | kinderen - kinderen |
- Mannelijk of staand rijm
- na de beklemtoonde rijmende lettergreep volgt niets meer
- Vrouwelijk of slepend rijm
- na de beklemtoonde rijmende lettergreep volgt nog 1 onbeklemtoonde lettergreep
- Glijdend rijm
- na de beklemtoonde rijmende lettergreep volgen nog 2 onbeklemtoonde lettergrepen
- Naar gelang van de plaats van de rijmende woorden in de versregel.
- voorrijm aan het begin van 2 of meer versregels
- binnenrijm binnen in 1 versregel
- middenrijm in het midden van 2 of meer versregels
- eindrijm aan het eind van 2 of meer versregels
- Naar gelang van de plaats van de eindrijmen in een strofe
Slagrijm | a a a a | | |
Gepaard rijm | a a b b | | c c d d |
Gekruist rijm | a b a b | | c d c d |
Omarmend rijm | a b b a | | c d d c |
Gebroken rijm | a a c a | of | a b c b |
| je zou i.p.v. c een a verwachten |
METRUM
Metrum is de min of meer regelmatige afwisseling van beklemtoonde en niet beklemtoonde
lettergrepen. Wanneer je versregels op een overdreven manier voorleest met veel nadruk op de
beklemtoonde lettergrepen en met weinig nadruk op de niet beklemtoonde lettergrepen, dan kun je
het metrum van die versregel ontdekken:
Het he/melse/ gerecht/ heeft zich/ ten lan/ge les/te
ontfermet over mij en mijn benauwde veste
De beginregels van de Gysbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel.
De melodische interpretatie (hard<->zacht, vlug<->langzaam, toonhoogte, klankkleur) van het
metrum levert een natuurlijk ritme
Versmaten; enkele versvoet
arsis = beklemtoonde lettergreep = -
thesis = niet beklemtoonde lettergreep = v
jambe (jamben) v -
trochee/trocheus (trocheeen/trochei) - v
anapest (anapesten) v v -
dactylus (dactylen/dactyli) - v v
amfibrachis (amfibrachen) v - v
spondee/spondeus (spondeeen) - -
het woord anapest is een anapest
het woord dactylus is een dactylus
het woord jambe is een trochee
het woord trochee is een jambe
het woord amfibrachis is een amfibrachis
het woord spondee is een jambe
- alexandrijn: (zesvoetige jambe)
- v - | v - | v - | v - | v - | v -
- hexameter: (zesvoetige dactylus)
- - v v | - v v | - v v | - v v | - v v | - v v
- pentameter:
- In de klassieke talen :
vijf dactyli + een spondee of trochee
de dactyli kunnen ook spondee zijn
vgl. Homerus: Ilias, Odyssee
Vergilius: Aeneis
- elisie:
- het weglaten van een klank omwille van het metrum
dappren, Neerland,
'k Stond stil te kijken
- cesuur:
- een duidelijke lange rust in een versregel, meestal aangegeven met een liggend streepje: -
- enjambement:
- het doorlopen van een zin (grammaticale eenheid) over het einde van een versregel heen
zonder dat ook maar een kleine pauze mogelijk is.
Als aan het einde van een versregel een leesteken staat, dan treedt daar nooit enjambement op,
staat er geen leesteken, dan kan er enjambement optreden (hoeft niet, het is dan minder werkzaam).
BEELDSPRAAK
Beeldspraak is figuurlijk of overdrachtelijk taalgebruik, het indirect
uitdrukken van een gedachte, een begrip, een impressie of observatie,
door er iets voor in de plaats te stellen dat erop lijkt of er op
enigerlei wijze mee is verbonden.
Er wordt dus een beeld gebruikt terwijl er iets anders wordt bedoeld.
De relatie tussen het gebruikte beeld en wat bedoeld wordt,
valt te omschrijven / benoemen.
- Vergelijking:
- beeld naast het bedoelde (beide worden genoemd)
tussen beeld en bedoelde bestaat een (ev. geringe) overeenkomst
beeld en bedoelde worden vaak verbonden door één van de volgende woorden:
als, zoals, gelijk (of een dubbele punt), maar het kan ook middels een koppelwerkwoord of een
tweede naamval (het kan zelfs ontbreken)
- Metafoor:
- beeld i.p.v. het bedoelde (alleen het beeld wordt genoemd)
overeenkomst tussen beeld en het (niet genoemde) bedoelde
de mond van een rivier
iemand bij de neus nemen
- Personificatie:
- begrippen, gevoelens, voorwerpen, natuurelementen (het levenloze) voorstellen als levend,
als een persoon
Het land ademde rust
Papier is geduldig
- Synesthesie:
- combinatie van indrukken van verschillende zintuigen
Bittere kou, Warme tonen
Schilderachtig schelden
Personificatie en synesthesie zijn dus speciale vormen van een metafoor
- Metonymia:
- tussen beeld en bedoelde wel een relatie, maar die berust niet op een overeenkomst
relatie
Pars pro toto deel - geheel
het schip verging met 40 koppen
de hand van een meisje vragen
Totum pro parte geheel - deel
Nederland won goud
Ik wil nog wel een kopje voorwerp-inhoud
Op de ijzers staan materiaal-voorwerp
Een fles Bordeaux afkomst-product
Een Havanna afkomst-product
Een Picasso maker-product
enz.
STIJLFIGUREN
Stijlfiguren zijn afwijkingen van de 'gewone' manier van zeggen, met
de bedoeling één of ander effect te bereiken.
- Inversie:(omkering)
- de normale volgorde van onderwerp en persoonsvorm wordt omgekeerd. (in vraagzinnen is dat
normaal). Foutieve inversie in een samengestelde zin heet: tante Betje-stijl
Wij hebben uw brief ontvangen en zullen wij die ....
- Prolepsis: (vooropplaatsing)
- een zinsdeel wordt uit het normale zinsverband gehaald en min of meer geïsoleerd vooraan
de zin geplaatst.
- Enumeratio: (opsomming)
-
- climax (lett. Grieks 'ladder')
- reeks woorden of uitdrukkingen, die eenzelfde element in steeds
sterkere mate aangeven
- anticlimax (2*)
- idem, maar dan in steeds zwakkere mate
idem, in steeds sterkere mate, maar het laatste element is het zwakste (i.p.v. het sterkste
element, een zogenaamde 'afknapper'.
- Repetitio: (herhaling)
- het ongewijzigd herhalen van een woord of zinswending.
"Ga weg, ga weg", riep ze woedend
- Parallellisme: (symmetrie)
- het op dezelfde wijze beginnen en verlopen van zinnen of zinswendingen
- Zelfcorrectie:
- met opzet een 'fout' maken en die dan zelf corrigeren
je bent te laat, nee, veel te laat.
- Chiasme:(kruisstelling: de Griekse letter 'chi' wordt als X geschreven)
- twee bij elkaar horende zinnen of zinsdelen vormen wat woordrangschikking betreft elkaars
spiegelbeeld of een omgekeerde herhaling
Hij is in de tuin
X
op straat is zijn zus.

Dennis Hopper : Titel
In dit schilderij lijkt er sprake te zijn van een antithese:
de trappen die naar binnen leiden en de figuren die naar
buiten kijken.
- Antithese: (tegenstelling)
- Twee woorden of zinnen die een logische tegenstrijdigheid vormen, twee zaken worden bewust
zwart-wit tegenover elkaar geplaatst om (beide meer) nadruk te geven.
De zwarte ruiter op het witte paard
- Paradox: (schijnbare tegenstelling)
- Een stelling of uitspraak die een tegenspraak lijkt te zijn, maar bij nader onderzoek toch
waar blijkt te zijn.
Wie zijn kinderen wil vasthouden, moet ze loslaten.
- Retorische vraag:
- een mededeling in de vorm van een vraag; een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht
Ben je nou helemaal gek geworden!
- Litotes:
- (sterke) bevestiging door ontkenning van het tegenovergestelde.
Jantje is niet slim.
- Ironie:
- op licht spottend toon het tegenovergestelde zeggen van wat men bedoelt zonder dat
misvatting ontstaat
- Sarcasme:
- een wat gemenere vorm van ironie, waarbij er sprake is van een slachtoffer
- Cynisme:
- harde, bijtende spot; vaak gebruikt als zelfverdediging
- Hyperbool:
- een (onmogelijke) overdrijving.
Wachten tot je een ons weegt
- Understatement:
- het doen voorkomen alsof iets minder groot of belangrijk is dan in werkelijkheid duidelijk
het geval is; het op verzwakte wijze uitdrukken van gevoelens, met als doel emoties te
onderdrukken of een komisch effect te bereiken
- Eufemisme:
- verzachtende uitdrukking of term
- In verband met ouderdom
- rijk aan jaren
- de derde leeftijd
- In verband met dronkenschap
- te diep in het glaasje gekeken hebben
- een stuk in de kraag hebben
- vrolijk zijn
- boven zijn theewater zijn
- geestelijk verheugd zijn
- In verband met domheid
- is niet van de slimsten (is ook een litotes)
- is geen hoogvlieger
- heeft het buskruid niet uitgevonden
- In verband met met ziektes, gebreken, overlijden
- hij heeft het, / zij is heel erg ziek (kanker)
- minder validen
- visueel, auditief, mentaaal gehandicapt i.p.v. blind, doof, gek
- heengaan i.p.v. sterven
Ook op het gebied van de persoonlijke hygiëne, sexualiteit, sociale devaluatie, kortom op die
terreinen waar men het algemeen, in het openbaar niet zo gemakkelijk over praat, komen eufemismen
voor.
- Neologisme: (nieuwvorming)
- nieuwgevormd woord (vaak samengesteld uit reeds bestaande woorden of woorddelen), een nieuwe
zegswijze, of het gebruik van een reeds bestaand woord in een nieuwe betekenis.
pedagoochumverhalen, risicogroep, overdosis, aanmodderen, jumbolening
Het programma gaat over zelfredzaamheid van kinderen.
De situatie is niet onomkeerbaar.
- Archaisme: (verouderd woordgebruik)
- een verouderd woord of een verouderde uitdrukking of zinswending; soms opzettelijk als
stijlmiddel gebruikt
duit, musket, wambuis, terstond, het zwerk, een sponde
Terstond vervielen zij in een geheimtaal, die mijn aanwezigheid tot een bloot lichamelijke
presentie terugbracht. (G. Bomans)
Er zijn leugenaars, over wier liepen nog nooit een onwaarheid is gekomen.
Kom uit je bedstee mijn liefste
- Onomatopee: (klanknabootsing)
sissen, ploffen, koekoek
- Tautologie:
- stijlfiguur (maar vaker stijlfout) waarbij twee maal hetzelfde wordt uitgedrukt of een heel
begrip herhaald
nooit ofte nimmer, nooit niets
- Pleonasme:
- Stijlfiguur (maar vaker stijlfout) waarbij een eigenschap die in het hoofdwoord zit (ww of
znw) nog eens apart vermeld wordt in een bijw. of bijv. nmw.
nutteloos verspillen, nat water, ronde cirkel
- Contaminatie:
- stijlfiguur (maar vaker stijlfout) waarbij twee woorden of uitdrukkingen tot 1 woord of
uitdrukking worden gemaakt
optelefoneren (opbellen & telefoneren)
vorbijpasseren (voorbijgaan & passeren)
behoren tot één van de beste (behoren tot de besten & één van de besten zijn)
dat kun je op je klompen natellen
duur kosten (duur zijn & veel kosten)
(gallicisme)